Een paar dagen geleden keek ik naar jouw foto en zag ik dat je dezelfde lippen hebt als je grote broer en kleine zus. Ik zoek op de weinige foto’s hoe je op hen lijkt, op ons lijkt. En je lijkt op ons.Â
Vandaag kan ik het niet laten om me in te beelden hoe het was geweest met twee jongens. Twee broers, die nu 10 en 8 zouden zijn, die augustus delen als verjaardagsmaand, ook de maand die ontzettend stil werd.. Maar toch voelt augustus dit jaar als een feest.Â
Wat is dat toch met doden?
Kinderen die er al lang niet meer zijn, lijken mee te groeien.
Doden lijken op de één of andere manier toch verder te verjaren.Â
Dus vandaag ben jij acht. Acht jaar dood. En ik voel me niet ongelukkig.Â
Ik weet het niet.Â
Eerlijk, ik weet het niet hoe we ons op deze dag best gedragen.Â
Er is noch taart, noch slingers.Â
De berichten die komen, doen deugd. Ze zijn lief en zacht.Â
Ze zeggen veel over diegenen, die ze sturen. Zij zijn ook lief en zacht.Â
Maar het zijn er weinig. Steeds minder. Op één hand te tellen.Â
Ik weet het niet vandaag.
Het is een doordeweekse dag en toch ook niet.
De kinderen gaan logeren, je papa werkt.
Ik was ongeduldig vandaag, omdat ik vaker dan anders aan jou dacht, omdat ik verdriet voelde, dat ik niet deelde. Ik kon maar weinig verdragen vandaag.Â
We doen niets bijzonders.Â
Ik kocht een deken online om onze zetel op te fleuren.
Ik zou dat deken aan jou kunnen opdragen, een deken van warmte, van troost op een laag verdriet.
Ik weet het niet, vandaag.Â
‘s Avonds klinken we op jou in het restaurant waar je vader en ik vaak naartoe gingen, voor we kinderen hadden. De toekomst van toen, ligt achter ons. Maar we heften onze glazen de hemel in.Â
We weten het allebei niet vandaag.Â
Het is een verdrietige gelukkige dag.